Doorzoek onze website

Drs. M. Meinsma-van der Tuin

Kinderrevalidatiearts

Locatie

  • Leeuwarden (MCL)

Aandachtsgebieden

  • Vroegbehandeling
  • 0-6 jarigen
  • CP
  • DCD

BIG registratienummer

59032879201

Revalidatiearts aan het woord: ‘Verder kijken dan de ziekte alleen’

Marja Meinsma is kinderrevalidatiearts met de aandachtsgebieden jonge kinderen, Cerebrale Parese(CP) en Developmental Coordination Disorders (DCD). Ze werkt vanuit locatie Leeuwarden.

Waarom werd je revalidatiearts?

Al van jongs af aan ben ik geïnteresseerd in hoe kinderen zich ontwikkelen van een afhankelijke baby tot een zelfstandige volwassene. De eerste keer dat ik me bewust werd van het werk dat een revalidatiearts kan doen, was toen ik als 17 of 18 jarige een filmpje zag van het Lilianefonds over hulp aan kinderen met een handicap in ontwikkelingslanden. Vanaf dat moment was mijn interesse voor de  revalidatie gewekt. Het kijken naar alle aspecten die het functioneren van een mens beïnvloeden en verder kijken dan de ziekte alleen, is voor mij de reden geweest om deze richting te kiezen”.

Je hebt je verder gespecialiseerd tot kinderrevalidatiearts, waarom?

“Gedurende de opleiding Geneeskunde is mijn belangstelling voor kinderen met ontwikkelingsproblemen toegenomen. Na de opleiding heb ik bewust eerst een periode gewerkt als consultatiebureau-arts om meer over de normale ontwikkeling te leren. Vervolgens ben ik weer klinisch gaan werken, achtereenvolgend als arts-assistent kindergeneeskunde, neurochirurgie en neurologie. Bij de start van de opleiding tot revalidatiearts was voor mij duidelijk dat ik, hoewel ik ook de volwassenrevalidatie en met name neurologische revalidatie boeiend vond, me wilde toewijden aan de kinderrevalidatie”.

Is het behandelen van kinderen anders dan volwassene?

“Kinderrevalidatie is wezenlijk anders dan volwassenrevalidatie: de meeste volwassenen die in de revalidatie behandeld worden hebben zich al ontwikkeld tot een individu met een eigen karakter. Maken bewuste keuzes, beheersen al veel vaardigheden, kennen veelal hun mogelijkheden en grenzen en hebben een plek in de maatschappij. De meeste kinderen in de kinderrevalidatie hebben te maken met een aandoening die hun gehele ontwikkeling kan beïnvloeden. Afhankelijk van de leeftijd of fase waarin het kind zich bevindt heeft de aandoening een andere invloed. Zo heeft een jonge baby nog weinig last van spasticiteit in beide benen, maar een peuter die wil leren lopen wel.

Het blijft fascinerend te zien hoe een kind met een beperking zich toch kan ontwikkelen tot een kind dat zelfstandig zijn weg kan vinden en vertrouwen heeft in zijn mogelijkheden. De rol van en samenwerking met ouders is daarbij van cruciaal belang.

Kind en ouders steunen in het zoeken naar de mogelijkheden die het kind heeft, tezamen met een team van therapeuten en kijkend naar alle aspecten van de ontwikkeling, maakt dat ik dit werk na 15 jaar nog steeds met plezier doe.

Het spelenderwijs een kind onderzoeken en aansluiten bij hun beleving, maakt dat ik regelmatig geniet van hun creativiteit en wijsheid. Ik vind het belangrijk om juist ook aan jonge kinderen en hun ouders goede behandeling en begeleiding te geven: de eerste jaren zijn, zowel qua ontwikkeling van het brein als qua ontwikkelen van emoties en basisvertrouwen, bepalend voor het verdere leven”.

Werk je veel samen met andere zorgprofessionals?

“Kinderrevalidatie is bij uitstek gericht op samenwerking met vele disciplines en maakt deel uit van diverse netwerken. In de vroege fase van kinderen met een ontwikkelingsprobleem kun je hierbij denken aan samenwerking met kinderartsen, kinderneurologen, kinderorthopeden, kinderpsychiaters en eerstelijns therapeuten zoals fysiotherapeut, ergotherapeut en logopediste. Maar ook samenwerking met Integrale vroeghulp, jeugdartsen en gebiedsmedewerkers van Gemeenten. Ook werken we nauw samen met zorgprofessionals  van andere instellingen gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind. Denk hierbij aan instellingen zoals VISIO, Kentalis, MOD’s en KDC’s. Zodra kinderen iets ouder zijn, wordt er nauw samengewerkt met peuterspeelzaalleidsters en leerkrachten. Ook met minder voor de hand liggende partijen, zoals bijvoorbeeld zweminstructeurs en instructeurs voor therapeutisch paardrijden, werken we nauw samen.  Voornoemde is slechts een deel van de zorgprofessionals waarmee we samenwerken. Met we bedoel ik niet alleen mijzelf als kinderevalidatiearts maar ook de contacten die onze therapeuten van het behandelteam hebben met andere professionals. Het blijft een uitdaging om in een tijd van voortdurende veranderingen in de zorgverlening bij al deze netwerken betrokken te blijven”.